Diervoeding is afhankelijk van wat mensen eten
Door de ontwikkeling van nieuwe productietechnieken voor levensmiddelen in de jaren 1920-1930 ontstonden nieuwe bijproducten van koolhydraten.
Deze werden opgenomen in het bloed.
Het gevolg was dat honden het slachtoffer werden van vreselijke aanvallen, die bekendheid kregen als "hondsdolheid". De volgende omschrijving komt uit een FDA rapport uit 1948:
"Het dier gedraagt zich alsof het in paniek is. Het werpt zichzelf tegen de zijwanden van de kooi met een beklagenswaardig gehuil, onderwijl klauwend in het luchtledige.
Als het vrij is, rent het wild rond en loopt het tegen alles aan dat zijn weg kruist."
In acute gevallen ontwikkelde de aandoening zich tot stuiptrekkingen en de dood. De boosdoener was een chemisch bleekmiddel, dat gebruikt werd voor de productie van geraffineerd meel.
De honden zouden niet door deze aanvallen getroffen zijn als er geen geraffineerd meel in hun voer zou zitten.
Er zou geen geraffineerd meel in hun voer zitten als er geen geraffineerd meel gebruikt was voor het menseneten.
Ondanks onzuiverheden zoals hierboven, bleven de onderzoeken naar diervoeders en levensmiddelen voor mensen parallel lopen.
In 1954 leenden een paar idealisten van Ralston Purina een extruder van de productiegroep van Purina, waar ontbijtgranen verwerkt werden.
Het apparaat werd gebruikt voor de productie van nieuwe samenstellingen zoals Chex.
De onderzoekers verwijderden het rijstmeel, het zout en de suiker uit de machine en stopten er geëmulgeerde lever, karnemelk, sojameel en andere ingrediënten in.
Alles werd door elkaar gemengd en gedroogd op een geasfalteerd terrein. Een van de onderzoekers schreef later, dat het naar popcorn smaakte – de honden waren er dol op.
Toen de marketing begon, besloot de leiding van Purina om dit nieuwe pet food met de codenaam X-24 niet te verkopen bij de landelijke verkooppunten van diervoeders, maar het uit te stallen in de supermarkten.
Daar kon het verkocht worden naast de levensmiddelen voor mensen. Binnen vier jaar werd Purina Dog Chow het best verkochte diervoeder ter wereld.
Het overgrote deel van de 75 miljoen honden en 88 miljoen katten in Noord Amerika leeft nog steeds op de tafelresten van de levensmiddelenindustrie: gemalen kippenbotten, varkensbloed en bijproducten van distilleerderijen.
Een bedrijf dat met een industrieel restproduct in zijn maag zit – maïsvezels bijvoorbeeld, die overblijven na de productie van ethanol – kan een telefoontje plegen met George Fahey.
Hij heeft veel onderzoek gedaan naar maïsvezels en onderzoekt hoe ze gebruikt kunnen worden als vezelbron in hondenvoeders.
Meestal loopt de voeding voor huisdieren in de voetsporen van de levensmiddelenindustrie, maar soms is de volgorde omgekeerd.
Fahey: "We gaan nog meemaken dat maïsvezels gebruikt worden in levensmiddelen zoals ontbijtgranen en snacks. Er is geen enkele reden om het niet te doen."
Het is al eerder gebeurd. In de jaren 1980 bijvoorbeeld, gaf Fahey experimentele maaltijden aan de honden in zijn lab met tarwestro, dat behandeld was met waterstofperoxide.
Een grote brood en banketfabrikant pakte het idee op en experimenteerde ermee. Hij mengde de met waterstof behandelde vezels door enkele van zijn broodsoorten.