De voedselbrij in de darmen

De voedselbrei wordt door inwerkingen van allerlei aard zo verkleind, dat het opgelost wordt in de spijsverteringssappen.

De stroperige, kleurloze tot witte vloeistof vol met voedingstoffen noemt men "chymus".

Van de voedingsmiddelen heeft de spijsvertering dus verkleinde, vloeibare producten gemaakt, die nu gemakkelijk door de darmwand kunnen diffunderen.

Ze worden als het ware door de darmwand opgeslurpt en aan de achterzijde hiervan komen ze in de zogenaamde haarvaten, heel fijne bloedvaatjes, en in de uiterst fijne "chylvaatjes" overgaan.

Deze fijne vaatjes hebben een doorsnede van enkele duizenden millimeters. Men begrijpt nu ook, waarom het voedsel zo verkleind moet worden; bevonden de voedende bestanddelen zich niet in een vloeibare oplossing maar waren er grotere stukjes in de chymus, dan zouden deze vaatjes gemakkelijk verstopt kunnen raken.

Er is nog een reden, waarom alles zo uiterst fijn verdeeld en tot zeer eenvoudige, laagmoleculaire vorm gebracht moet worden. Want ook al zou de darmwand de grote eiwitmoleculen onafgebroken kunnen doorlaten, dan zou dit voor het organisme nog zeer gevaarlijk worden, ja tot de dood kunnen leiden.

Want zogenaamde "vreemde eiwitten", dus lichaamseiwit van het ene organisme in de bloedbaan van een andere diersoort gebracht, oefent een sterk giftige werking uit. Deze vreemde eiwitten moeten dus eerst door een chemische ontleding (spijsvertering) onschadelijk gemaakt worden.

Is nu de laatste hoeveelheid chymus door de dikke darm opgeslurpt, dan blijven daarin nog allerlei stoffen over, die niet konden worden omgezet en die dus niet in oplossing gebracht konden worden, daarom voor het organisme waardeloze producten als haren, veren, hoornstof, ruwvezel en cellulose, moeilijk verteerbare beenderen, huid, onverteerbare plantaardige celinhoud en eventueel wormen en wormeieren.

Hierbij komen dan nog allerlei afvalstoffen uit het lichaam zelf, die bij de levensprocessen ontstonden, bacteriënlijken, gassen enzovoorts, waaraan ten slotte water onttrokken wordt om vervolgens als feces door de anusspier uit het lichaam verwijderd te worden.

Bij het resorberen, het opslurpen door de darmwand, blijken vetten sterk stimulerend te werken op de doorlaatbaarheid van de afgebroken eiwitten. Men neemt aan dat de opname van de eiwitafbraakproducten het beste gebeuren kan bij een verhouding van vetachtige lichamen tot eiwitafbraakproducten als 1 tot 2.

Hoe gaat de spijsbrij, de chymus, nu door de darmwand?

Simpel voorgesteld kunnen we ons indenken dat de binnenhuid van de darm uiterst fijne gaatjes bezit, zodat deze stoffen als door een zeer fijne zeef heen lopen, waarop de grotere delen achter blijven.

In het dierlijk organisme speelt nu het dierlijk membraan, het dierlijk vlies, deze rol van zeef. Dit dierlijk membraan heeft de eigenschap bepaalde, in uiterst fijne graad van splitsing gebrachte stoffen wel door te laten, doch producten van te grote omvang of van een nog te grote moleculaire samenstelling tegen te houden.

Het zou in dit verband te ver voeren een explicatie te geven van de zogenaamde permeabele (doorlaatbare), semi-permeabele (onder omstandigheden en voor bepaalde stoffen doorlaatbare) en impermeabele (ondoorlaatbare) membranen.

Wel moet er op gewezen worden, dat de darmwand een zo groot mogelijke oppervlakte bezit om deze resorptiefunctie zo goed en zo snel mogelijk te kunnen verrichten. Dit wordt bereikt door talloos vele uitstulpingen van de binnenwand van de darm, de darmvlokken.

Ze bestaan uit slijmvlies, dat voor de in de chymus voorkomende, goed verteerde stoffen permeabel is. Onder invloed van het hormoon "villikinine"" worden deze vlokken samengetrokken, waardoor de opgenomen voedingsstoffen dan verder getransporteerd worden.

Zijn de voedingsstoffen ten slotte door de darmwand heen, dan komen ze eerst ten dele – zoals we al zagen – in de fijnste chylvaatjes, gaan hieruit over in de chylvaten of lymfevaten en daarna in de chylbuizen of lymfbuizen, die op hun beurt weer in direct contact staan met de grote bloedvaten.

Het andere deel van de door de darmwand geresorbeerde chymus gaat in de zeer fijne "bloedhaarvaatjes", die met de fijnste chylvaatjes in de darmvlokken liggen.

Nu gaan de in de vloeistof opgeloste minerale bestanddelen (de voedingszouten), evenals de geresorbeerde afbraakproducten van de koolhydraten en de eiwitten voornamelijk in de haarvaatjes over, terwijl de afgebroken en tot uiterst kleine bolletjes gebrachte (geëmulgeerde) vetachtige stoffen vooral door de lymfbaan worden meegevoerd.

Dit laatste is dan de zogenaamde lymfe. De eerstgenoemde resorptie, die door de bloedhaarvaatjes, is de zogenaamde directe, die der vetten door de lympfbaan de indirecte resorptie.