De maag

Vleeseters hebben in verhouding tot de andere organen een enorm grote maag. Hij is ook groot in vergelijking met de eigenlijke maag van een herbivoor (herkauwers hebben een vierdelige maag - de functie van de lebmaag komt overeen met die van de hondenmaag.

Proportioneel is dit orgaan bij de hond wel acht maal zo groot als bij een paard.




De inhoud van de hondenmaag – bij kleine dieren ongeveer 650 cc, bij grote plusminus 11.000 cc – is ongeveer tweemaal zo groot als de inhoud van de eigen darm, waarvan de lengte bij kleine honden ongeveer 3 meter, bij grote honden ongeveer 7 meter bedraagt.

De verhouding tussen de lichaamslengte en de darmlengte varieert bij vleeseters van 1:4 tot 1:6, bij de vleermuis zelfs 1:2. Bij herbivoren is dit geheel anders. Deze verhouding is bij een geit en een schaap bijvoorbeeld 1:25 en bij een paard 1:10.

De grote inhoud en lengte van de herbivorendarm is noodzakelijk om de daarin levende bacteriën langer gelegenheid te geven het zogenaamde ruwvezel, o.a. ook de cellulosehulzen van de plantedelen, op te lossen om de daarin opgesloten bestanddelen bereikbaar te maken voor de spijsverteringssappen.

In de hondendarm bevinden zich geen bacterieflora, die in staat is cellulose op te lossen. Dit verklaart voor een deel waarom honden, of vleeseters over het algemeen, plantendelen slechts matig kunnen benutten als voedsel.

Nemen we verder aan, dat de oppervlakte van het gehele spijsverteringssysteem, dus mondholte, slokdarm, maag en darmen, omgekeerd evenredig is met de energie, waarmee de vertering moet plaats vinden, dan lijkt het logisch, dat, waar bij een paard de verhouding van dit apparaat in zijn geheel ongeveer 6 maal zo groot is als bij een hond, het voedsel van de hond ook ongeveer 6 maal geconcentreerder moet zijn dan voor een paard om een normale voeding voor het organisme te verzekeren.

Het is merkwaardig, dat het kadaver van een prooi in zijn geheel voor een wilde hond ook inderdaad 6 maal zoveel aan voedingsstoffen bezit als bijv. klaver en gras voor een paard.

De hond heeft dus geconcentreerd voedsel nodig.

Maar waarom is de maag dan toch – zoals we zagen – relatief zo groot? Daar zijn enige redenen voor.

De wilde hond, dus de hond in zijn natuurstaat, moet bij het vangen van een prooi een betrekkelijk grote hoeveelheid voedsel kunnen verzamelen. De maag kan daarom min of meer opgevat worden als een reservoir, waar de spijzen verblijven tot er in de darm weer ruimte vrijkomt.

Een andere reden is, dat in de maag intensief begonnen wordt met de vertering van de eiwitten (vlees). Het begraven van voedsel vindt men ook bij sommige van onze gedomesticeerde honden nog terug.

Uit alles blijkt, dat de hond van huis uit is ingesteld op een vleesvoeding. Ellenberg en Scheunert gingen na hoe lang het duurde voor vlees de maag verliet en het bleek, dat na 2 tot 4 uur ongeveer 1/3 van het opgenomen vlees nog in de maag terug te vinden is.

Na 6 uur was nog 1/4, na 9 uur 1/10 deel in de maag en na 12 uur bleek praktisch al het vlees in de darm te zijn overgegaan.

Hier vond verdere vertering plaats, die nog eens ongeveer 12 uur duurde, zodat het in totaal 24 uur nodig duurde voor het grootste deel van het vlees door het spijsverteringssysteem verwerkt was.

Roos en Koopmans toonden aan, dat een vleesvoeding vlugger door de maag verteerd wordt dan een gemengde kost. Na 6 tot 6 1/2 uur konden de onderzoekers in de feces al de verteringsproducten van het vlees aantonen, na 7 tot 9 uur kon de aankomst van de omzettingsproducten van een gemengde kost aan het einde van de darm worden vastgesteld.

Hoewel na een dag verreweg het grootste gedeelte van de onverteerbare producten van deze voeding het lichaam gepasseerd was, konden ze na 4 tot 7 dagen nog steeds ontledingsproducten van deze proefvoeding in de ontlasting aantonen.

Bij oudere dieren duurt de lediging van de maag veel langer dan bij jongere. Pups van 11 dagen, die nog met moedermelk gevoed worden, ledigen hun maag al na ongeveer 1 ˝ uur, zijn ze 5 weken dan duurt het ongeveer 10 uur.

Het is een feit, dat honden van een klein ras door de relatief grotere verliezen aan energie ten gevolge van meerdere en snellere bewegingen ook relatief eiwitten (vlees) vlugger verteren dan dieren van een groter ras.

Een hond van 8 tot 10 kilo lichaamsgewicht verteert per uur 20 tot 30 gram vlees, een dier van 20 tot 30 kg in dezelfde tijd ongeveer 50 tot 60 gram.

Beweging remt de spijsvertering, terwijl rust de spijsvertering bevordert.

Daarom kunnen werkhonden beter gevoed worden na het werk.