De voedselverwerking in de maag

Is de maag leeg, dan komt de eerst opgenomen hoeveelheid in het midden van de maag te liggen. Deze wordt direct vermengd met de zure maagsappen.

De tweede hap komt er niet op of rondom te liggen, maar drukt de eerste, met maagsap doordrenkte hoeveelheid, opzij en gaat weer in het midden liggen. Zo gaat dit door; de laatste hap komt dus telkens in het midden van de maag.

Men heeft dit kunnen aantonen door voedsel van verschillende kleuren na elkaar te laten eten. Dan werd het dier gedood, de maag bevroren tot een vast lichaam en vervolgens doormidden gesneden.

Men zag toen duidelijk het eerst opgenomen voedsel tegen de wand en het laatst opgenomen voedsel in het midden liggen.

Wat het langst in contact is geweest met de maagsappen, ligt het dichtst bij de uitgang.

Het schrokken van honden, zoals zo vaak geschiedt wanneer er meerdere van een bord eten, is daarom ook verkeerd.

Is de vertering in de maag, die zich regelmatig samentrekt door de werking van een rond, daaromheen liggende net van zenuwen en zenuwcellen en daardoor als het ware de spijs kneedt (de zogenaamde maagperistaltiek, 2 tot 5 maal per minuut een samentrekking), zo ver mogelijk voortgeschreden, dan wordt dat deel van de maaginhoud, dat voldoende gekneed is en waarop de maagsappen voldoende hebben ingewerkt, door de pylorus sphincter, ook pylorus genoemd – de krachtig werkende sluitspier van de maag – gespoten en komt dan in het darmkanaal terecht.

Dan is een klein gedeelte van de maaginhoud is zodanig verteerd - in zeer kleine moleculen omgezet - dat het door de maagwand zelf heen gaat en in de bloedbaan terechtkomt.

Het bloed transporteert ze dan naar die plaatsen in het lichaam waar ze nodig zijn voor opbouw of restauratie. Het allergrootste deel van het opgenomen voedsel moet in de darm nog verder verteerd worden.

De werking van de pylorus is even vernuftig en merkwaardig als het gehele spijsverteringssysteem. Het openen en sluiten van deze kringspier berust op zijn tegengestelde gedragingen ten aanzien van de zure vloeistof.

Aan de maagzijde reageren de verteringssappen zuur door het zoutzuur, aan de darmzijde van de pylorus reageren de darmsappen echter alkalisch, net als in de mondholte.

Door de vertering en de voortdurende maagsapafscheiding van de maag, wordt het zuurgehalte steeds hoger, waardoor een prikkeling van bepaalde zenuwen plaats vindt met het gevolg, dat de sluitspier zich opent en een hoeveelheid vloeibaar geworden maaginhoud als het ware in de darm gespoten wordt.

Het aan de darmzijde gelegen deel van de pylorus verdraagt de sterk zure reactie van deze spijsbrij echter niet en door de zenuwprikkelingen, die hierdoor ontstaan, sluit deze spier zich meteen weer.

Nu stompt het alkalisch (basisch) reagerende darmsap, dat natriumbicarbonaat, NaHCO3 (hetzelfde als het bekende bruispoeder en bakpoeder) bevat, de in de darm gespoten zure spijsbrij weer af.

De prikkeling op de zenuwen van de darmzijde die de spier deed sluiten, wordt daardoor weer opgeheven, zodat de pylorus zich aan de darmkant niet meer verzet tegen een volgende opening, wanneer het zuurgehalte in de maag weer zo hoog geworden is, dat aan die kant weer voldoende prikkels optreden om de pylorus te doen openen. Zo wordt deze sluitspier afwisselend geopend en gesloten tot de maag helemaal leeg is.

De druk op de maaginhoud, die tijdens de samentrekking van de maag ontstaat, werkt mee om de lediging in de darm te bevorderen. Vet vertraagt het openen van de sluitspier. Ook het slechts matig gevuld zijn van de darm is van invloed op het openen van de sluitspier.