De etikettering

Tot 1974 bepaalde de National Research Council (NRC) van de Academy of Sciences in de Verenigde Staten de normen en standaarden van huisdiervoeding. In dat jaar stelde de petfood industrie een commissie samen met de naam American Association of Feed Control Officers (AAFCO).

Volgens de NRC bepalingen moeten er voedingstesten gehouden worden als een producent beweert, dat zijn voer compleet en gebalanceerd is. Uit de testen moet blijken dat het voeder voldoet aan de normen en standaarden van de NRC.




In eerste instantie nam de AAFCO de normen en standaarden van de NRC over zoals ze waren. De industrie vond ze echter te beperkend. Er werd een alternatieve procedure bedacht om de waarde van de voedingstoffen te meten.

Een chemische analyse om te bepalen of een product voldoet aan de eisen van de NRC in plaats van voertesten om de deugdelijkheid van de samenstelling te onderzoeken.

Dit is anno 2009 nog steeds hetzelfde.

Het probleem met een chemische analyse is, dat het geen inzicht geeft in de verteerbaarheid en de biologische beschikbaarheid van de voedingsstoffen. Daarom kan deze analyse nooit gehanteerd worden om de voedingswaarde van een product te bepalen.

Op het etiket worden de ingrediënten vermeld volgens afnemend gewicht - de zwaarste ingrediënten worden als eerste vermeld. De naamgeving van het product wordt voorgeschreven door bepalingen van de AAFCO. Ook deze bepalingen zijn zodanig opgesteld, dat ze zeer misleidend zijn.

De 25 procent bepaling. Als op het etiket staat geschreven beef for dogs, moet er 95 procent beef (lees: beef by-products) inhoudelijk aanwezig zijn, maar er mag tot 25 procent minder in zitten. Die 25 procent is water, dat nodig is voor het kookproces. In werkelijkheid hoeft er dus maar 70 procent inhoudelijk aanwezig te zijn om toch de naam te mogen dragen.

Bij dinner, nuggets, platter of entree hoeft volgens de AAFCO bepalingen slechts 25 procent van het naambepalende ingrediënt inhoudelijk aanwezig te zijn.

Bij een combinatie van voedingsstoffen geldt de 3 procent bepaling. In producten waar bijvoorbeeld kip en vis in verwerkt is, moeten de twee ingrediënten chicken en fish samen 25 procent uitmaken van de totale samenstelling, met tenminste 3 procent van het ingrediënt dat als tweede vermeld wordt.

In Chicken Dinner with Tuna for Cats is 3 procent tonijn in het voer voldoende om de naam te mogen dragen.

Een meat by-product dat als eerste op de lijst van ingrediënten vermeld staat, hoeft niet het hoofdingrediënt van het product te zijn. Vergeet niet, dat de ingrediënten genoteerd worden naar gewicht, niet naar volume.

Vergelijkt u eens het verschil in omvang tussen een kilo vlees en een kilo veren. De kippenveren nemen veel meer ruimte in beslag. Volgens de huidige regelgeving van de FDA, en die is ook van toepassing op de levensmiddelenindustrie, moet het zwaarstwegende bestanddeel als eerste genoemd worden - al is het qua volume maar een klein gedeelte van het totaal.

Als een blik Dinner with Beef zo groot zou zijn als een woning met drie slaapkamers, zou de hoeveelheid vleesafval in een enkele kast passen. Conserveringsmiddelen, vitamines, mineralen en smaakstoffen zouden elk een drinkglas vullen. De rest van het huis zou volzitten met afval van graanproducten en water.