BHA en BHT
Diervoeders worden vaak geconserveerd met Butylated hydroxyanisole (BHA) en butylated hydroxtoluene (BHT) - en ze worden ook gebruikt in levensmiddelen voor menselijk gebruik.
John Cargill in het tijdschrift DOGWORLD:
In 1984 is uit onderzoek gebleken, dat de vier meest gebruikte conserveringsmiddelen – BHA, BHT, ethoxyquine en propyl gallate – de giftigheid van andere chemicaliën verhoogden, de gevoeligheid voor radio-activiteit verhoogden en het aantal tumoren verhoogden.
Bij een recenter onderzoek heeft men ontdekt dat ze fouten in het DNA veroorzaken, mutaties, en afwijkingen aan de chromosomen van veel systemen.
De conclusie van Cargill: Het is zonder meer aan te nemen, dat synthetische oxidanten na inname bijdragen aan het ontwikkelen van neoplasia, zoals bijvoorbeeld kanker. De veiligheid van het gebruik en het niveau van giftigheid voor honden zijn niet bekend en ook nooit zorgvuldig onderzocht.
Ethoxyquine (EQ)
In diervoeders wordt veel gebruik gemaakt van ethoxyquine. Critici en dierenartsen vinden dat ethoxyquine een belangrijke oorzaak is van ziekte, huidproblemen en onvruchtbaarheid bij honden, maar volgens de industrie is EQ het veiligste en stabielste conserveringsmiddel is voor diervoeding.
Ethoxyquine mag niet gebruikt worden in voeding voor menselijke consumptie. Het werd vroeger gebruikt als stabilisator voor rubber - en als insecticide en onkruidverdelger.
Het werd in de jaren 1950 ontwikkeld door Monsanto en mocht ook gebruikt worden als stabilisator vanveevoer zoals alfalfa, gras en klaver - in de hoeveelheid van 150 ppm: gelijk aan 0,015 procent of 136,08 gram per 1000 kilo.
Het is nooit specifiek toegestaan in huisdiervoeding, maar omdat deze voeding wettelijk onder de categorie dierenvoeding valt, is het gebruik van EQ geoorloofd. Onbegrijpelijk wanneer men bedenkt hoe het spijsverteringsstelsel van koeien en andere zoogdieren in elkaar zit en dit vergelijkt met wat een hond van 15 kilo in zijn lichaam heeft.
De autoriteiten van de FDA (Federal Drugs Administration) lieten er geen twijfel over bestaan dat ethoxyquine giftig is. Ze gaven toestemming om minuscuul kleine hoeveelheden te gebruiken omdat het een goedkoop middel was met een uitermate krachtige werking.
De wetenschappers van de FDA en Monsanto dachten dat EQ afgebroken werd bij een temperatuur van 160 – 190 graden Celsius, waardoor de ethoxyquine zou verdwijnen tijdens het koken. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Nader onderzoek wees uit dat het niet verdween, maar veranderde in geoxideerde ethoxyquine.
Gebruik in de voeding voor huisdieren blijft toegestaan. De FDA houdt zich meer bezig met dieren die door mensen gegeten worden. Omdat Amerikanen niet bekend staan als honden- en katteneters, maakt men zich verder niet druk.
Tegenwoordig is ethoxyquine in alle diervoeders te vinden. Het wordt niet vermeld op het etiket, maar de verwerkingsindustrie maakt er grif gebruik van om haar eindproduct, dat aan de producenten van diervoeders geleverd wordt, te behoeden voor verder bederf.
Carol Barfield, mede-oprichtster van de United Animal Owners Association, raakte gealarmeerd toen een van haar honden een allergietest onderging en allergisch bleek te zijn voor zo’n beetje alles.
Zij schreef een petitie, die er mede aan bijgedragen heeft dat Monsanto opdracht heeft gekregen om EQ aan een nauwkeurig heronderzoek te onderwerpen.
Monsanto werd in 1990 door een rechtbank in Illinois schuldig bevonden aan geknoei met cijfers in een rapport met resultaten over kanker onder de werknemers, die blootgesteld waren aan dioxine tijdens de productie van Agent Orange.
Lisa Newman schrijft, dat EQ nauw gerelateerd is aan Agent Orange. Bij werknemers in de rubberindustrie zijn meer gevallen van lever- en nierbeschadiging, huidkanker, haaruitval, blindheid, leukemie, afwijkingen bij pasgeboren kinderen en chronische diarree.
Bij dieren is daarnaast een link gevonden met afwijkingen aan het immuun systeem, de milt, de maag en leverkanker.
De stijging van het aantal kankerpatiënten in de dierenwereld loopt de afgelopen 25 jaar parallel aan het toegenomen gebruik van synthetische conserveringsmiddelen in de huisdiervoederindustrie.
Ethoxyquine en andere synthetische conserveringsmiddelen hoeven geen directe vergiftiging tot gevolg te hebben, maar kunnen wel functioneren als trigger. Kanker bij huisdieren komt steeds vaker voor en veel dierenartsen schrijven dit toe aan het productieproces, de toevoegingen en de voedingswaarde.
Het best kunnen, dat hondenbrokken behoorlijk giftig geworden zijn door het gebruik van vetten die overvloedig geconserveerd worden met ethoxyquine.
Tot slot: ethoxyquine kan niet meer achterhaald worden, als het eenmaal toegevoegd is aan een voedselbron. Er is dus geen enkele controle mogelijk op de fabrikant - om na te gaan of deze zich houdt aan de algemene voorschriften.
De creatie van nieuwe, giftige mengsels
Tijdens het productieproces worden de ingrediënten gesteriliseerd en getransformeerd tot een giftige soep vol ongewenste stoffen. Het lichaam zou bepaalde aminozuren wel kunnen opnemen en benutten in hun natuurlijke staat, maar door de verhitting zijn ze veranderd in een onverteerbare en daarom onbruikbare substantie.
Dr. Wysong: "Tijdens het koken kunnen eiwitten samengaan met koolhydraten en lipiden, waarbij ze zichzelf veranderen en niet meer beschikbaar zijn als voedingsstof.
Als mineralen zoals koper en tin gemengd worden met bepaalde vitamines en onverzadigde vetzuren, zorgen ze voor oxidatie van deze vetzuren of ze laten ze verdwijnen." Volgens Wysong verdwijnen op deze manier honderden voedingsstoffen tijdens het productieproces.
Daarom worden de meeste producten versterkt met riboflavine en andere middelen. Geen van deze toegevoegde vitamines en mineralen kan echter de voedingswaarde van de oorspronkelijke bron vervangen.
Eigenlijk maken veel fabrikanten zich schuldig aan het overmatig toevoegen van allerhande stoffen om te kunnen voldoen aan de minimale dagelijkse behoefte.
Vetzuren zijn lange ketens van koolstofmoleculen die erg gevoelig zijn voor blootstelling aan warmte en licht, zoals tijdens het kookproces.
Wysong stelt dat deze vetzuren niet langer hun voedingswaarde behouden, en beweert zelfs dat ze giftig kunnen worden, omdat ze zich omzetten tot epoxycholesterol en trihydroxycholesterol. Wanneer deze stoffen gegeten worden, hechten ze zich aan de binnenzijde van bloedvaten - bij de mens kan dit aanleiding zijn voor hartaandoeningen.
Andere giftige mengsels die tijdens het koken gevormd worden, zijn nitrosamine en nitropyrenes. Beiden zijn schadelijk voor het lichaam. Verder worden tijdens het kookproces veel pro-biotica vernietigd.
Dit zijn microscopisch kleine organismen, die de darmen helpen bij de verdere afbraak van voedsel. Ook zij zijn gevoelig voor warmte en licht en daarom niet meer aanwezig in de brokken en het blikvoer.