De voeding tijdens de dracht
De verzorging van de welp begint voor de geboorte - en eigenlijk al ver voor de conceptie.
De fokker die een gezond en sterk, levenskrachtig nest wil fokken, zal alleen gezonde ouderdieren moeten gebruiken.
De teef moet zodanig verzorgd en gevoed worden, dat zij haar eigen reserves aan kalk, eiwitten, vetten en andere stoffen niet hoeft aan te spreken.
In de voeding brengt men de eerste veertien dagen van de dracht bij voorkeur nog geen wijziging: het lichaam van de teef moet zich toch al aanpassen aan de veranderde toestand.
Wel moet men voorzien in de toenemende behoefte aan kalk en dit bij voorkeur langs de natuurlijke weg: door rauwe kalfsbotjes, rug-, hals- en staartwervels te voeren.
Ook luchtpijpen en strottehoofden van kalf, rund en paard komen in aanmerking.
Weigert een hond rauwe botten te eten – dat wil nog wel eens voorkomen al is het niet vaak – dan kan men ze even koken, maar vooral niet te lang.
Mochten er geen rauwe, zachte botten te krijgen zijn, dan zal men zich moeten behelpen met een goed soort beendermeel of, in het uiterste geval, met een chemisch kalkproduct.
Dit laatste kan men samenstellen uit 1 deel fosforzure kalk, 1 deel melkzure kalk en 2 delen geprecipiteerd krijt. Hiervan geeft men een tot twee theelepeltjes, naar gelang de grootte van de hond.
Er zijn ook uitstekende, gevitaminiseerde kalkproducten in de handel, maar die zijn uiteraard veel duurder.
In de derde en vierde week gaat men de hoedanigheid van het voedsel opvoeren.
Het dagelijkse rantsoen vlees, dat men geven kan in de vorm van pens en ander slachtafval, wordt verhoogd. Dit vlees geeft men rauw en onder geen voorwaarde gekookt.
Voor de hond is de voedingswaarde van gekookt vlees 25 tot 30 procent geringer van die van rauw vlees.
Het menu wordt gecompleteerd met:
1. oudbakken brood – het liefst volkoren brood, anders gewoon bruin brood
2. uit de volle korrel vervaardigde havermout, die overgoten wordt met kokend groentenat of kokende melk, waarna men alles op een natuurlijke wijze laat afkoelen,
3. gekookte, niet gepolijste rijst (rijst met zilvervlies) en
4. fijn gehakte, even gekookte groente met het kooknat, voor zover men dit niet voor de bereiding van het brood gebruikt.
Een of twee keer per week kan met het vleesrantsoen vervangen door gekookte vis waaruit men de graten zorgvuldig verwijderd heeft.
U geeft geen gestoomde of gerookte vis geve, want deze bevat te veel zout en zout is voor de hond zeer schadelijk!
Let, als U bijvoorbeeld kabeljauwkoppen geeft, goed op of er geen haken meer in zitten.
Als Uw hond fruit wil eten, kunt u het haar gerust geven – alles wat ze lust.
Het eten wordt aangevuld met:
1. enige druppels Halitran of met een – op de grootte van de hond afgestemde – hoeveelheid van een goede, op vitaminegehalte geijkte levertraan
2. een kluitje verse bakkersgist, in grootte variërend tussen een erwt en een duivenei, al weer naar gelang de grootte van de hond.
In plaats van bakkersgist kunt u ook biergisttabletten geven. Ze zijn wat duurder, maar gemakkelijker te doseren en u hoeft niet elke dag verse gist te halen.
Als u hondenbrood wilt voeren, dan liefst zonder vlees. De import van gedroogd Argentijns vlees voor dit doel is onmogelijk sinds de oorlog (het boek is geschreven in 1958) en men verwerkt vooral vetkanen. Die zorgen bij veel honden voor darmstoornissen (diarree).
We zorgen dat de hond steeds de beschikking heeft over schoon drinkwater.
Een dagelijkse portie melk, al of niet met een ei er door geklutst, is uitstekend voor de drachtige teef, maar u moet niet overdrijven.