Conserveringsmiddelen in hondenvoer

Van het bureau van Mogens Eliasen, 22 oktober 2006 - vertaling: Ignit Bekken

Er zijn strenge strenge regels voor de productie van levensmiddelen, maar fabrikanten van diervoeders hoeven niet aan te geven welke chemische conserveringsmiddelen ze gebruiken.

Weinig mensen weten dat het ronduit illegaal is om de meeste chemicaliën die gebruikt worden in diervoeders, te gebruiken in voedsel voor mensen. Ze hebben gevaarlijke eigenschappen, omdat ze kanker bevorderen bijvoorbeeld.

Het doel van het conserveren van voedsel

We weten allemaal dat het niet lang duurt voordat voedsel bederft, als het in de open lucht bewaard wordt. In werkelijkheid wordt het opgegeten door micro-organismen, die bepaalde chemicaliën produceren - erg gevaarlijk voor mensen, maar niet voor honden.

Ook worden er gassen geproduceerd met een vreselijke stank, waardoor een mens zijn hele appetijt verliest. Eigenlijk is dit een goede zaak. Het weerhoudt ons ervan om giftig voedsel te eten.

Voor honden is dit niet zo belangrijk. Ze zijn, vanuit de natuur bekeken, volledig uitgerust om met micro-organismen en hun bijproducten om te gaan. Anders zou Canis Lupus, de wolf/hond, miljoenen jaren geleden al uitgestorven zijn.

Dit geldt alleen voor natuurlijke voedingsmiddelen!

Moeder natuur heeft de hond niet uitgerust voor onnatuurlijke, bewerkte voedingsmiddelen die nooit voorhanden waren voor een wolf in de vrije natuur. Deze voedingsmiddelen ontbinden zich op een manier, die ook gevaarlijk kan zijn voor een hond.

Kunstmatig voedsel moet geconserveerd worden. Niet alleen om onze neus te beschermen tegen nare luchtjes - ook om onze honden te beschermen.

Het conserveren gebeurt in overeenstemming met een heel eenvoudig principe, dat ook gebruikt wordt in de reguliere geneeskunde: we voegen wat gif toe!

Alle conserveringschemicaliën zijn giftig. Ze zijn gekozen uit gifstoffen die nog schadelijker zijn voor de micro-organismen dan voor ons.

Ze doden micro-organismen zonder al te veel schade aan te richten aan ons.

Let op de uitdrukking "al te veel schade". We hebben het niet over "geen schade". Dat zou een sprookje zijn. Er wordt geaccepteerd dat er schade aangericht wordt door het gif. Hoeveel acceptabel is, wordt door de overheid vastgelegd in standaarden en normen.

Producenten van levensmiddelen moeten bewijzen, dat ze voldoen aan deze standaarden en normen, waardoor de schade onder een bepaald niveau blijft. Ze moeten zich ook beperken tot het gebruik van bepaalde, toegestane chemicaliën - als het voeding voor mensen betreft.

Bij voeders voor huisdieren is het anders. Daar zijn geen overheidsvoorschriften voor. In Noord Amerika reguleert de industrie zichzelf. De overheid bemoeit er zich niet mee.

In Europa zijn er wel wat regels*, maar een producent is alleen verplicht om op het etiket te vermelden wat hij zelf toegevoegd heeft. Het wordt hem in feite verboden om aan te geven wat zijn leveranciers toegevoegd hebben.

Deze bescherming is een grap, waar elke chemicus in dienst van een fabrikant smakelijk om kan lachen.

Een voorbeeld: een pet food producent kan "ruwe eiwitten" inkopen bij een verwerker of bij een bedrijf waar veren verwerkt worden en vragen om toevoeging van bijvoorbeeld 10 procent van een giftig conserveringsmiddel.

Dan zit er 1 procent van dat conserveringsmiddel in de "ruwe eiwitten"! Maar hij heeft het niet toegevoegd! In Noord Amerika heeft hij geen verplichting om het te vermelden, in Europa zou het illegaal zijn!

Genoeg over eerlijke informatie voor de consument en de bescherming van zijn belang. Om nog maar te zwijgen over de gezondheid van onze honden.

*Noot Ignit: de uitspraken over de situatie in Europa zijn nogal kras. Gerrit de Weerd van FarmFood tekende protest aan en gaf een link naar de Europese richtlijnen. Die heb ik naar Mogens Eliasen gemaild.

In mijn hondenpension heb ik te maken met voeders uit Noord Amerika, Zuid Amerika en Europa. Mijn voorkeur gaat uit naar voeders uit Nederland of Duitsland.

Honden met chronische diarree of huiduitslag knappen er snel van op. Niet iedereen wil overstappen op barf, maar iedereen heeft wel recht op informatie over goede voeders.

Wat voor chemicaliën worden toegevoegd?

Het toevoegen van chemicaliën om voedsel te bewaren zodat het later gegeten kan worden is niet nieuw. Het wordt al duizenden jaren gedaan. Vroeger met zout en kruiden.

De afgelopen vijftig jaar zijn er door de goedkope, synthetische chemicaliën heel veel toevoegingen bijgekomen. Nu (2006) zijn er ongeveer 9.000 geregistreerde toevoegingen. Van de helft is niets bekend over hun giftigheid!

Overheden geven vaak toestemming voor het gebruik van kankerverwekkende en giftige chemicaliën, als ze gebruikt worden in kleine hoeveelheden. Er zijn veel stoffen, waar niets van bekend is:

over de werking op de lange termijn,

als ze voortdurend gebruikt worden, en

over het mogelijke opstapelingeffect.

Er zijn vier synthetische conserveringschemicaliën die gebruikt worden in voeders voor huisdieren:

1. Ethoxyquine

2. BHA (Butylated Hydroxyanilose)

3. BHT (Butylated Hydroxytoluene)

4. Propyl gallaat

Ze zijn allemaal uitgebreid bestudeerd in de jaren 1980, omdat men dacht dat ze door hun antioxidante kwaliteiten ingezet zouden kunnen worden bij de behandeling van kanker.

De onderzoeken werden snel gestopt toen bleek, dat ze in werkelijkheid kanker bevorderden in plaats van te stoppen of te genezen.

Het uitgebreidste onderzoek van deze antioxidanten werd in 1986 uitgevoerd door het Department of Pathology van de City University of Nagoya Medical School: Studies on Antioxidants, their carcinogenic and modifying effects on chemical carcinogenesis.

Het was oorspronkelijk opgezet om de modificerende en weldadige effecten van ethoxyquine te bewijzen, maar de Japanse wetenschappers ontdekten:

Ethoxyquine leidde tot hyperplasie en cytotoxiciteit (kanker) in de buik.

Door ethoxyquine werd het aantal tumoren in de buik aanmerkelijk vergroot.

Door ethoxyquine was er veel meer carcinogenese (kanker) in de blaas.

Ethoxyquine bevorderde carcinogenese in de nieren (kanker).

Door ethoxyquine waren er veel meer tumoren in de darmen.

Er werden geen modificerende of weldadige effecten gevonden.

Men ontdekte dat honden de gevoeligste diersoort waren voor ziektes door ethoxyquine!

Toch wordt ethoxyquine vanaf 1960 gebruikt in voeders voor huisdieren. Het is een kostenbesparende manier om te voorkomen dat het voer bederft, omdat het de micro-organismen die daar de oorzaak van zijn, doodt.

Na een paar jaar ontdekte men, dat de uitwerking dubieus was. Er was meer dan voldoende wetenschappelijk bewijs over de uitwerking van ethoxyquine op het lichaam om het te classificeren als "gif".

Geen enkele producent vroeg toestemming voor gebruik in voeding voor mensen.

Ethoxyquine werd nog maanden nadat honden het niet meer binnenkregen, aangetroffen in hun lever en lichaamsweefsels. Niemand heeft ooit onderzocht wat voor gezondheidsproblemen voortkomen uit deze opstapeling.

De producenten van huisdiervoeders blijven het gebruiken en negeren dat de aanbevolen "veilige" standaard 35 ppm of minder is. De industrie negeerde zelfs het officiële verzoek op 31 juli 1997 van het Center for Veterinary Medicine van de FDA om het maximum gehalte van ethoxyquine te verlagen tot 75 delen per miljoen.

Helaas is deze chemische stof alleen effectief als conserveringsmiddel wanneer de concentratie ongeveer 150 ppm bedraagt.

BHA wordt gemaakt van p-methoxyphenol en isobuteen. BHT wordt gemaakt van p-cresol en isobutyleen. Beide werden oorspronkelijk ontworpen als toevoegingen voor rubber en het is bekend dat zij zorgen voor een versnelde celdeling bij dieren – hetgeen leidt tot problemen met de voortplanting en een verhoogd risico op kanker.

Ze zijn niet toegestaan in voedingsmiddelen voor baby's en kinderen, behalve als conserveringsmiddel van de vitamine A die toegevoegd wordt – en die is alleen toegestaan in heel kleine hoeveelheden. Er zijn landen, waar ze helemaal verboden zijn.

Van BHA en ook BHT is bekend, dat ze zich opstapelen in het lichaam; beide zorgen voor extra weefselgroei in de buik; en beide bevorderen kanker, net als sigarettenrook.

Propyl gallaat (of propyl-3,4,5-trihydrobenzoaat, de volledige chemische naam van de meest gebruikte chemische stof in deze groep) wordt verkregen uit propyl alcohol (propanol) en galzuur.

Het wordt meestal geproduceerd uit tannine, dat uit galnoten wordt getrokken. Er zijn echter andere manieren om deze chemische stof te bereiden op een synthetische manier.

Het is een probater conserveringsmiddel dan BHA en BHT, vooral bij vetten. Helaas is het niet stabiel bij hoge temperatuur. Alle propyl gallaten kunnen irritatie in het darmkanaal of op de huid veroorzaken; ze versterken allergische reacties; en bevorderen de groei van kanker.

In 1984 toonde John Cargill aan, dat alle vier synthetische oxidanten ook nog:

De giftigheid van andere chemicaliën versterken;

Mutagane activiteiten bevorderen, en dus de kans op kanker;

De gevoeligheid van organismen voor blootstelling aan radioactiviteit verhogen, ook röntgenstralen;

De tumorgroei door chemische kankerverwekkende stoffen bevorderen, i.e. de chemicaliën worden kankerverwekkend.

John Cargill concludeerde: "Er bestaat geen twijfel dat synthetische antioxidanten bij een bepaald niveau van inname kankerbevorderend werken."

Sindsdien is absoluut niets gedaan om aan te tonen dat deze chemicaliën in voeders voor huisdieren, niets te maken hebben met de gezondheidsproblemen waar honden die brokken eten, mee kampen – in vergelijking met honden die gezonde, natuurlijke voeding eten.

Ik schrijf "niets" want voor mij stellen de standaard testen van de producenten van huisdiervoeders niets voor. Ze duren niet langer dan zes maanden, met heel kleine groepen honden (meestal 25) en meestal is er geen follow-up op de lange termijn.

Wat zijn de alternatieven

Er zijn twee veelgebruikte alternatieven voor de chemische antioxidanten:

1. Vitamine E (d-alpha-tocoferol) en andere tocoferolen;

2. Vitamine C (ascorbaatzuur of sodiumascorbaat).

Vitamine E is slechts een lid van de tocoferol familie – en onmogelijk synthetisch te maken zonder ook een gelijke hoeveelheid l-alfa-tocoferol, dat dezelfde structuur heeft, te produceren. Het is de spiegelvorm van d-alfa-tocoferol.

Ze zijn als een linkerhandschoen en een rechterhandschoen, maar het lichaam kan niets met l-alfa-tocoferol. Alle tocoferolen zijn goede antioxidanten, daarom is het niet nodig om alleen vitamine E te gebruiken voor het conserveren. Dat zou technische en financieel gezien, behoorlijk dom zijn.

Helaas zijn tocoferolen erg duur (kijk maar bij de drogist!) en zeer onstabiel bij blootstelling aan zuurstof. Ze houden het maar een paar dagen vol, tenzij andere en sterkere antioxidanten toegevoegd worden! (Daarom kun je vitamine E alleen kopen in luchtdichte capsules. )

Tocoferolen zijn verkrijgbaar in een "gestabiliseerde" vorm. De middelen die zorgen voor deze stabiliteit zijn de vier antioxidanten die hierboven besproken zijn.

De producent mag "gestabiliseerde vitamine E" toevoegen en op het etiket vermelden, dat hij geen conserveringsmiddelen toegevoegd heeft!

Dit betekent echter niet dat ze niet in het voer zitten. Het betekent ook niet, dat er geen andere chemicaliën in zitten die wel eens gevaarlijker konden zijn dan de vier die hierboven besproken zijn.

Om de kosten van de tocoferolen te compenseren, nemen producenten hun toevlucht tot vitamine C. Goedkoop, want het is eenvoudig te produceren uit glucose en niet zo onstabiel als de tocoferolen bij blootstelling aan zuurstof.

Het is legaal om 99 procent "vitamine C" te gebruiken en 1 procent "vitamine E" en op het etiket te vermelden: "geconserveerd met vitamine C en vitamine E".

Ascorbaatzuur breekt bij blootstelling aan zuurstof weer af tot glucose. Ongeveer 99 procent per week, tenzij er krachtige "stabilisatoren" aan toegevoegd worden.

Als men sodium ascorbaat gebruikt (het sodium zout van het zuur), kan het product wat langer bewaard worden, maar deze "versie" van de vitamine veroorzaakt keelkanker, kanker in de slokdarm en in de blaas bij honden.

Daarnaast is een voortdurende inname van hoge doseringen vitamine C door een carnivoor, die zelf ongeveer 40 mg per kilo lichaamsgewicht per dag produceert, schadelijk voor zijn nieren, zijn lever, zijn vermogen om zelf te kunnen blijven produceren en veel metabolische reacties waar nog niets over bekend is.

40 mg per kilo lichaamsgewicht = 500 mg per dag voor een Golden Retriever!

Hoe je het ook draait of keert, het gebruik van deze "natuurlijke antioxidanten" bij het conserveren van voedsel is of technisch onmogelijk of gebaseerd op claims die wettelijk toegestaan zijn, maar chemisch gezien gewoonweg frauduleus zijn.

Er is eigenlijk maar een relevant alternatief: rauwe, natuurlijke voeding die bederft, zoals het hoort.

Honden hebben de genetische uitrusting om hier heel goed mee om te gaan, terwijl ze helemaal niet uitgerust zijn voor de chemicaliën die door de mens gemaakt zijn.

Sincerely, Mogens Eliasen

Mogens Eliasen draagt de titel mag. scient. (vergelijkbaar met Ph.D. in de VS) in de chemie van de Århus Universiteit in Denemarken en heeft opleiding gevolgd voor officier in het leger en business management. Hij werkt vanaf 1970 met honden, hondenbezitters, trainers en holistische dierenartsen als begeleider, leraar en ontwikkelaar van trainingen.

Hij geeft een nieuwsbrief uit, The Peeing Post met tips en adviezen over alles wat met honden te maken heeft, vooral problemen, trainen, gedragsproblemen, voeding, gezondheidszorg. De Nederlandse vertalingen zijn te vinden bij de PisPaal.

Bezoek de website voor meer informatie over Mogens Eliasen en links naar andere artikelen.