Pancreatitis
De pancreas, de alvleesklier, ligt in de bocht van de twaalfvingerige darm. Het is een samengestelde klier met twee verschillende functies.
Het exocriene deel produceert pancreassap met daarin enzymen, die afgevoerd worden naar de twaalfvingerige darm om te helpen bij de spijsvertering.
Amylase breekt de zetmeelhoudende stoffen af. Bij het varken, de gans en de mens wordt zo de vertering van zetmeel vervolgd, bij de andere dieren, zoals de hond wordt zo een begin gemaakt met de zetmeelvertering.
Lipase werkt in op vetachtige stoffen.
Trypsine en chymotrypsine gaan verder met het splitsen van eiwitachtige stoffen, die in de maag nog niet voldoende afgebroken zijn.
Deze enzymen kunnen niet meteen aan het werk gaan. Ze moeten nog geactiveerd worden door stoffen die in de darmwand geproduceerd worden.
In het endocriene deel worden twee hormonen geproduceerd, die actief zijn bij de regulering van de suikerhuishouding.
Insuline zorgt voor de omzetting van glucose tot glycogeen en de opslag ervan in de spieren en de lever.
Glucagon zorgt voor de omzetting van glycogeen tot glucose - het omgekeerde van insuline.
De pancreas, de alvleesklier, produceert verteringsenzymen. Deze helpen bij de afbraak van het eten in moleculen, die het lichaam kan benutten.
De klier heeft een beschermend mechanisme om te verhinderen dat ze zelf beschadigd wordt en omliggende weefsels beschadigd worden door de enzymen.
Als dit mechanisme om de een of andere reden niet goed functioneert, is lekkage het gevolg.
De lekkende enzymen beschadigen de pancreas en alle weefsels eromheen, waarmee het in contact komt.
Ook kan er een storing optreden in de productie van de verteringsenzymen, waardoor de spijsvertering in de war gestuurd wordt.
Dit wordt pancreatitis genoemd.
Er zijn verschillende factoren, die de enzymproductie en de bescherming van de klier beïnvloeden. Daarom kan pancreatitis verschillende oorzaken hebben.
1. Meestal is vetrijke voeding, overgewicht en te weinig beweging de oorzaak. Allen hebben te maken met levensstijl.
2. Corticosteroïden en epileptische medicijnen kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van pancreatitis. De natuurlijke overproductie van corticosteroïden, die normaal kan zijn bij honden, kan leiden tot meer gevoeligheid voor pancreatitis.
3. Alles wat de bloedtoevoer naar de alvleesklier verstoort of wat de uitscheiding van verteringsenzymen door de pancreas verstoort, kan leiden tot pancreatitis.
De patiënten zijn van middelbare leeftijd of ouder - en te zwaar.
Het komt wat vaker voor bij teven dan bij reuen, maar het kan zich ontwikkelen bij beide seksen. Vaak slaat pancreatitis toe nadat het dier tussendoortjes gekregen heeft bij een familiefeest of tijdens de feestdagen.
Pancreatitis is niet gebonden aan een of ander scenario. Het komt vaak voor bij patiënten die niet in het profiel passen en er zijn verschillende klinische symptomen.
Als uw hond pijn lijkt te hebben en niet achterhaald kan worden waar deze vandaan komt, kan er sprake zijn van pancreatitis.
Honden kunnen:
braken
zwaar gedeprimeerd zijn
rusteloos zijn of juist helemaal niet willen bewegen
snel geïrriteerd raken
last hebben van diarree of weigeren om te eten
Veel mensen zien wel dat hun dier erg ziek is maar staan voor een raadsel. Er zijn geen symptomen zijn die aangeven wat het dier zou kunnen mankeren. Toch weten ze instinctief, dat hij ziek is.
Als de dierenarts uw hond onderzoekt en vermoedt dat er sprake is van pancreatitis, kijkt hij of er buikpijn is in het deel van de buik, dat bedekt wordt door de ribben.
Vaak zijn er uitdrogingsverschijnselen. Er kan sprake zijn van een snelle hartslag en snel ademen. Een slechte bloedcirculatie in de capillaire bloedvaten kan roodverkleuring van het tandvlees en de binnenkant van de oogleden veroorzaken.
Vaak is er sprake van een verhoogde concentratie amylase en lipase in het bloed. Helaas worden deze concentraties langzamer verhoogd dan de snelheid van de voortgang van de ziekte.
Een dier kan erg ziek zijn, voordat de enzymwaarden van het bloed stijgen. Soms is er zelfs helemaal geen stijging waar te nemen.
Vaak is er een kleine verhoging van de bloedwaarden, die gebruikt worden om de functies van lever en nieren te evalueren. En meestal veel witte bloedlichaampjes. Een ultrasound onderzoek van de alvleesklier, als dit tenminste mogelijk is bij uw dierenarts, kan helpen bij de diagnose.
Het is niet mogelijk om met röntgenfoto's te bepalen of een hond pancreatitis heeft. Toch worden er vaak röntgenopnames gemaakt om andere oorzaken van de pijn, zoals een darmblokkade, uit te sluiten.
Pancreatitis kan acuut zijn en slechts een keer voorkomen in het hele leven van een hond. Het kan ook chronisch worden en steeds weer terugkeren.
De ziekte kan zich snel ontwikkelen met een fatale afloop of een milde pijnaanval zijn, die na een paar uur of een dag voorbij is.
Er kunnen secundaire bijwerkingen optreden, zoals shock, problemen met de bloedstolling, onregelmatige hartslag, lever- of nierbeschadiging en de dood.
De chronische vorm van pancreatitis lijkt het meeste voor te komen – met soms wat meer of minder pijn en secondaire bijwerkingen.
Gelukkig sterven honden met chronische pancreatitis meestal niet als gevolg van een aanval.