Het barf dieet bij nierfalen

©Ian Billinghurst

De voeding is vers, rauw en natuurlijk - en zonder granen.

Er mogen weinig eiwitten, fosfor en zout in de voeding zitten.

Commercieel geproduceerde voeders voor nieraandoeningen bevatten allemaal teveel granen, zout, fosfor en eiwitten.

Er mag geen graan verwerkt worden in een nierdieet, omdat granen biologisch gezien niet geschikt zijn voor honden en katten.




Er zit veel zetmeel in – koolhydraten – en veel fosfor en de meeste eiwitten zijn van een slechte kwaliteit, waardoor ze niet goed verteerd kunnen worden.

Bij nierfalen mogen er alleen gereduceerde hoeveelheden eiwitten in de voeding verwerkt worden – hoeveel minder hangt af van de mate waarin de nieren aangetast zijn.

De eiwitten moeten van een hoge kwaliteit zijn. Om te zorgen voor hoogwaardige eiwitten in kleine hoeveelheden, kunt u vlees (kip, rund, varken enzovoorts) voeren en eieren, vis en orgaanvlees zoals lever, nieren, hersenen en hart.

Het zou goed zijn om er veel van te voeren - kleine beetjes van alles.

Geef lever, maar slechts een beetje wanneer de ziekte in een vergevorderd stadium is.

Is het nierfalen in de beginfase, dan hoeft u de eiwitten niet zo drastisch te verminderen.

Verergert de aandoening, dan moeten er wel minder eiwitten gevoerd worden.

Bij lichte problemen met de nieren kunt u doorgaan met het voeren van rauwe botten met vlees – de voordelen zijn veel groter dan de nadelen.

In de meer gevorderde fase van de ziekte is het beter om geen botten te voeren - om het mineralengehalte van de voeding te verminderen.

De vetten in de voeding moeten rij zijn aan essentiλle vetzuren.

U kunt vet gebruken van eieren, vis, kip en lijnzaad olie (als dit geen allergische reacties oproept) of koudwater vis olie.

Voeg vitamine E toe om te voorkomen dat de vetten ranzig worden in het lichaam.

Er moeten veel gepureerde groenten in de voeding verwerkt worden.

Het is belangrijk om voeding te geven die goed verteert kan worden, daarom is het goed om verteringsenzymen toe te voegen. U kunt enzymen geven die gebruikt worden als de alvleesklier niet meer goed functioneert.

Er moeten veel in water oplosbare vitamines toegevoegd worden – oftewel – vitamine C en B complex omdat veel van deze vitamines verloren gaan door het voortdurende plassen.

Er mag geen kelp, zeewier e.d. gegeven worden vanwege het hoge zoutgehalte.

Er mag ook geen levertraan gegeven worden. Een dier met nierfalen kan niet goed omgaan met het hoge vitamine A gehalte.

Wij raden het gebruik van biergist af omdat er teveel eiwitten in zitten.

De basis van het nierdieet bestaat voor driekwart uit rauwe, gepureerde groente en voor een kwart uit rauwe botten met vlees (of alleen vlees in ver gevorderde gevallen van nierfalen) fijngemaakt en gemengd met de groente, plus lijnzaad olie, vitamine E, B complex en vitamine C.

De botten worden weggelaten wanneer de ziekte in een ver gevorderd stadium is.

Een voorbeeld van het nierdieet

75 procent van de mix bestaat uit rauwe, gepureerde groente en fruit – bijvoorbeeld 3 kilo.

Groente zoals wortelen, selderij, spinazie, broccoli enzovoorts.

Fruit zoals appels, sinasappels, mango, perziken enzovoorts.

25 procent bestaat uit mager gemalen vlees zoals rund, kip, lam, varken, vis (hele) of een mengsel van alle soorten, allemaal rauw - bijvoorbeeld 1 kilo.

Bij de beginfase van nierfalen is het raadzaam om tenminste de helft van het vlees te laten bestaan uit gemalen kippenvleugels of nekken – inclusief bot.

Worden er geen botten meer gevoerd, dan kan 100 gram tahini waar veel kalk in zit, toegevoegd worden aan de mix.

Hier voegt u aan toe:

yoghurt – vetarm en ongesuikerd – 250 ml

eieren – rauw, bij voorkeur scharreleieren – ongeveer 3

lijnzaad olie – vier dessertlepels

lever/nieren/hersenen/hart/vuile pens – rauw – maximaal ongeveer 250 gram

knoflook – 3 teentjes.

Wat u overhoudt kunt u afwegen in porties, invriezen en ontdooien wanneer nodig.

Dagelijkse supplementen: vitamine B, C en E en verteringsenzymen.

Als de conditie verslechtert, vermindert u langzaam het aandeel eiwitten in de voeding.

Het mag niet minder worden dan 1/8 deel van het totaal.

Dr. Ian Billinghurst, B.V.Sc. (Hons), B.Sc.Agr. Dip.Ed.