De openbare gezondheid en rauwe vleesmaaltijden
Jeffrey T. Lejeune, DVM, PhD/Dale D. Hancock, DVM, PhD. JAVMA, Nov. 1, 2001.
Er wordt de laatste tijd veel aandacht besteed aan voedselveiligheid en openbare gezondheid. Het is ook een belangrijke zaak voor dierenartsen.
Problemen die te maken hebben met besmet voedsel komen niet alleen voor bij mensen, ook honden zijn gevoelig voor infecties via hun voeding.
Helaas wordt er niet veel aandacht besteed aan veilige voedingsmiddelen voor honden.
De risico’s van het voeren van rauw vlees aan honden zijn goed gedocumenteerd en dierenartsen zijn verplicht om deze door te geven aan hun cliënten en iedereen.
Huisdieren lopen het risico om ziek te worden door het voedsel en het risico van zoönotische aandoeningen is een zorg voor de openbare gezondheid.
Huisdieren die in contact komen met de veestapel of de voeding daarvan kunnen ziektes overbrengen op de veestapel of deze in stand houden.
Het doel van dit artikel is informatie geven over de microbiologische infecties die honden kunnen oplopen door rauw of niet voldoende gekookt vlees en bijproducten van vlees.
Vlees dat werwerkt wordt tot hondenvoer kan afkomstig zijn van veel bronnen.
Door ongekookt vlees kunnen micro organismen verspreid worden.
Het is belangrijk om te weten dat zelfs vlees dat verkregen wordt van gezonde dieren en goedgekeurd is voor menselijke consumptie, niet steriel is. Tijdens het slachten komen bacteriën in de vacht of de veren vaak terecht op het vlees.
Daarnaast kan besmetting plaatsvinden tijdens het verwijderen van de ingewanden, het bewerken en het verpakken.
Men probeert het aantal ziektekiemen tijdens het verwerken te verminderen door de karkassen te wassen en te ontharen.
Toch blijven bacteriën achter op de karkassen. Enkele daarvan dragen bij aan het bederf van het vlees; andere maken mensen en dieren ziek.
Microscopische besmetting of infectie door een virale of parasitaire agens gaat onopgemerkt voorbij aan de inspectie, omdat er geen duidelijk zichtbare pathologische veranderingen zijn.
Vleesproducten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie - oneetbare weefsels, delen en hele karkassen van afgekeurde dieren (dieren die dood, stervend of invalide zijn en afgedankt worden voor het slachten) - worden verwerkt tot hondenvoer.
Het is mogelijk dat deze producten veel bacteriën bevatten:
1. door de aard van het product en
2. door de minder strikte regels bij de omgang vergeleken met producten die goedgekeurd zijn voor menselijke consumptie.
Van de bacteriële ziekteverwekkers in rauw vlees hebben organismen van de soort salmonella de meeste aandacht gekregen.
Twintig tot vijfendertig procent van alle kipkarkassen die bedoeld zijn voor menselijke consumptie, testen positief op salmonella organismen. Rauw vlees dat gebruikt wordt om honden te voeden is zelfs nog vaker besmet met deze bacterie.
In een studie kwam meer dan de helft van de salmonella die aangetroffen werd in de ontlasting van honden overeen met de types die aangetroffen werden in hun voeding.
Het komt misschien nog vaker voor dat honden subklinische dragers worden van salmonella nadat ze er aan blootgesteld zijn.
De salmonella overdracht van huisdier naar mens vindt plaats wanneer de omgang met geïnfecteerde huisdieren gepaard gaat met een slechte hygiëne.
Mensen lopen ook gevaar om besmet te worden als zij besmet vlees dat voor de hond bestemd was, zoals botten en varkensoren, in hun handen gehad hebben.
Campylobacteriose is een vorm van darmontsteking, die veel voorkomt in de VS. Mensen kunnen campylobacteriose oplopen door contact met besmette honden.
Honden kunnen het ook krijgen, maar net als bij een salmonellabesmetting scheidt een grote gedeelte van de besmette honden de organismen uit in hun ontlasting zonder ziek te zijn.
Er is niet veel bekend over de besmettingroute van Campylobacter, maar rauwe kip (denk aan Amerikaanse kippenboutjes) is besmet met Campylobacter, vooral C. jejuni. Honden die besmette rauwe kip eten, kunnen besmet raken.
Shiga toxic Escherichia coli (STEC) types die in staat zijn om ziekte te veroorzaken bij mensen en dieren, worden vaak geïsoleerd uit vers gemalen gehakt.
Echerichia coli 0157, een in opkomst zijnd pathogeen voor mensen, is geïsoleerd uit de ontlasting van honden. De ziekte wordt vaak geïsoleerd uit rauw vlees, vooral varken.
Afhankelijk van de hygiëne tijdens het slachten, verpakken en opslaan kan 89 procent van het rauwe vlees besmet zijn.
Pathogene bloedtypes van Y enterocolitica zijn bij honden en mensen hetzelfde en net zoals bij salmonella en campylobacter kunnen honden geïnfecteerd zijn met Y enterocolitica types, die ziekte veroorzaken bij mensen.
Of omgekeerd, enteritis ontwikkelen bij infectie met andere bloedtypes. Overdracht van dit pathogeen in het gezin van honden op mensen is wel eens gerapporteerd.
Talrijke andere bacteriële pathogenen, waaronder Listeria monocyogenes en Clostridium perfringens kunnen ook ziekte veroorzaken bij honden.
Er is melding gemaakt van Listeria monocytogenes als oorzaak van abortus bij een teef die rauwe vleesproducten had gegeten waarvan men dacht dat die besmet waren met het organisme.
Kontakt met besmet, geaborteerd weefsel zonder goede hygiëne brengt gevaar op besmetting met zich mee.
Hoewel het juiste verband tussen een infectie met C. perfringens en darmontsteking bij honden niet bekend is, is er in de medische literatuur melding gemaakt van talrijke gevallen van darmontsteking die geassocieerd werd met C. perfringens.
Honden zijn gevoelig voor de neurologische uitwerking van het gif van C botulinum en sommige verpakte voedingsmiddelen zoals bacon, zijn in staat om de groei van C botulinum en de productie van gifstoffen te ondersteunen.
Honden zijn ook gevoelig voor ziektes die veroorzaakt worden door Staphylococcus aureus en Bacillus cereus. Deze gifstoffen producerende organismen kunnen in rauw vlees en commerciële producten zitten.
Ze kunnen zich vermeerderen en gifstoffen produceren voordat het vlees gevoerd wordt.
Veel idiopathische problemen met de spijsvertering van honden kunnen te maken hebben met een bacteriële groei in halfzacht voedsel dat neergezet wordt voor de hond en vele uren blijft staan voordat het gegeten wordt.
Er zijn nog meer bacteriële agens in rauw vlees, die in bepaalde omstandigheden overgedragen kunnen worden aan honden. Wanneer er bijvoorbeeld vlees gegeten wordt van dieren met anthrax kan dit een infectie met B anthracis tot gevolg hebben.
Francisella tularensis heerst bij konijnen en waterdieren, zoals muskusratten en bevers in Noord Amerika, en honden die rauw vlees eten van besmette bronnen lopen gevaar op het ontwikkelen van tularemia.
Honden kunnen besmet worden met Mycobacterium en M tuberculosis na het eten van besmet orgaanvlees van besmette veestapels. Hoewel deze agens verbannen is uit de gedomesticeerde veestapel, zijn er nog wel reservoirs in het wild.
In bepaalde delen van de wereld, en wel Afrika, komt infectie van de gedomesticeerde veestapel vaker voor.
Hoewel er geen melding is gemaakt van de overdacht van deze organismen van honden op mensen, neemt men aan dat de overdacht van honden naar runderen zou kunnen bijdragen aan het voortbestaan van de ziekte in gebieden waar het heerst.
Karkassen die besmet zijn met Burkholderia (Pseudomonas) pseudomallei, de agens die melioidosis veroorzaakt, kunnen dienen als infectiebron wanneer ze gegeten worden door honden.
Vlees van paarden met droes kan een bron zijn van Burkholderia (Pseudomonas) mallei en honden zijn matig gevoelig voor besmetting met dit organisme.
Er kunnen ook een virussen die gevaar opleveren voor honden, aanwezig zijn in het vlees.
In de VS en bepaalde delen van België komt wel eens Pseudorabiës (ziekte van Aujeszky) voor bij honden die besmette longen van varkens aten.
Honden kunnen besmet worden met talrijke parasitaire infecties door de voeding.
Honden die rauwe vis eten, kunnen geïnfecteerd worden door een aantal organismen, zoals:
Diphyllobothrium latum, de lintworm van vissen;
Opisthorchis tenuicollis, een trematode die de galbuis en de buisjes van de alvleesklier en de dunne darm besmet;
Dioctophyme renale, de grote nierworm;
Nanophyetus salmincola, de drager van Neorickettsia helminthoeca, de agens die verantwoordelijk is voor zalmvergiftiging bij honden.
De aanwezigheid van toxoplasmagondii in varkens varieert per regio. In Canada is 13 procent gerapporteerd, in andere landen is het percentage nog hoger.
Honden kunnen wel geïnfecteerd worden met T gondii, maar ze zijn niet de laatste gastheer en daarom brengen zij geen besmette oocysten in het milieu.
Aan de andere kant zijn honden die altijd rauw vlees eten, meestal geïnfecteerd met de protozoön Sarcocystis en honden die besmet vlees eten kunnen sporocysten van deze parasief verspreiden in hun ontlasting en het milieu besmetten.
Dit is een ramp voor vee dat daar graast. Wanneer vee Sarcosystis spp binnenkrijgt, kan de ziekte die daar het gevolg van is, zorgen voor economische verliezen.
In het recente verleden is bekend geworden dat honden de eindgastheer zijn van een andere parasiet die belangrijk is voor vee, Neospora caninum. Honden raken geïnfecteerd met N. Caninum door het eten van besmette weefsels, vooral geaborteerde foetussen en placentas.
Honden die geïnfecteerd zijn met N. caninum kunnen ziek worden en infectieuse oocysten uitscheiden in hun ontlasting; vee raakt geïnfecteerd als gevolg van het eten van oocysten in de weilanden.
Ascariden zoals Toxocara canis kunnen zich inkapselen in de weefsels van tussengastheren, inclusief schapen. Honden kunnen geïnfecteerd raken met T canis en met de ascaride die bij wasberen voorkomt, Baylisascaris procyonis, ten gevolge van het eten van rauw vlees.
Geïnfecteerde honden kunnen enteritis ontwikkelen en infectieuze eieren uitscheiden.
Daardoor kunnen de parasieten overgebracht worden op andere honden en andere tussengastheren, inclusief de mens.
U kunt op het forum reageren op dit onderwerp.