Slachtafval als hondenvoeding in de tweede wereldoorlog
Prof. W.F. Donath – Wat moet mijn hond eten? 4de herziene druk, 1973. ISBN 90 6010 156-1
Er zijn voorbeelden in de literatuur, waarbij honden praktisch geheel en uitsluitend moesten leven van slachtafval.
We willen herinneren aan de dieren, die gedurende de oorlog 1914-1918 hierop niet alleen uitstekend gedijden, maar ook normale, gezonde nakomelingen voortbrachten.
In Engeland zijn verschillende kennels van jachthonden, waar de meute eveneens praktisch alleen van slachtafval leeft.
Ook in Australische kennels leven de honden niet zelden geheel op slachtafval, vooral van schapen, dat daar nagenoeg niets kost.
Eind 1944 begin 1945 konden wij niet meer beschikken over voldoende hondenbrood, aardappelen en groenten, maar wel over slachtafval.
Wij moesten noodgedwongen ook overgaan tot het voeren van uitsluitend slachtafval en hebben dit acht maanden moeten volhouden.
In die tijd werden twee nesten Greyhounds groot gebracht, die na het spenen niet veel anders hebben gekregen dan slachtafval, een ruime weide als speelplaats, licht en lucht.
Na het spenen kon ook geen levertraan of een ander A en D rijk vitaminepreparaat meer gegeven worden. Alle dieren ontwikkelden zich echter uitstekend en van enig symptoom van rachitis was geen sprake.
Deze slachtafvallen bevatten van alles, tot afgekeurde lever, nieren, ongeboren kalveren enz., toe. Zelfs hebben we af en toe ogen en lippen van runderen - en huid moeten voeren.
Van het gehele kadaver ontbrak dus feitelijk alleen het spiervlees. De boekmagen werden opervlakkig schoongemaakt – de darmen, indien nodig, alleen van faeces ontdaan.
Het spiervlees mist men, maar voor de rest voert men op deze wijze praktisch het gehele slachtdier. Toch zitten er in het slachtafval delen, die in de hondenvoeding weinig onderdoen voor het spiervlees, bijvoorbeeld de anussluitspier.
Zijn ook de penzen geen grote spieren, al zijn ze qua anatomische bouw anders gevormd dan het spiervlees? Is het hart niet een zeer krachtige, sterke spier?
Als de spijsvertering geheel ingericht is op de vertering van producten van dierlijke oorsprong, dan moet het slachtafval wel als een ideaal en voornaam bestanddeel van het voedsel voor onze honden beschouwd worden.
Er zitten belangrijke vitamines in het vet, maar alle organen en vooral de lever zijn plaatsen waar deze edele stoffen ook in aanzienlijke hoeveelheden worden aangetroffen.
Vanaf de tijd dat we – noodgedwongen – hondenbrood noch aardappelen gebruikten, en ook de minerale voedingszouten niet meer in grote quanta verkrijgbaar waren, was geen hond ziek en bleef de ontlasting steeds normaal.
De honden zagen er gezond en stevig uit, waren levendig en kerngezond, het haar glansde en de huid lag soepel en los om het lichaam.
We zouden deze voedermethode over een veel langere tijd moeten uitstrekken om te kunnen beoordelen of een voeding met uitsluitend slachtafval, dus veel eiwit, op de lange duur schadelijke invloed uitoefent.
In de ervaring van deze 8 maanden wees niets bij de oudere, en ook niet bij de jongere dieren op een minder gunstige gezondheidstoestand. Integendeel!