Bovengrondse en ondergrondse groenten

Over het algemeen kunt u er van uitgaan, dat bovengrondse groente zorgt voor een zachte ontlasting en ondergrondse groente voor een harde ontlasting.




Naar aanleiding van de vragen over bovengrondse en ondergrondse groenten heb ik Gezond lekker eten - Kookboek voor volwaardige voeding door Vreni de Jong en Irmela Kelling geraadpleegd. Liny Mutsaerts

Daarin valt onder meer te lezen dat de meeste planten in een bepaald groeistadium, vaak vóór de bloei, voedingsstoffen vasthouden:

door een verdikking van de wortel (bijv. winterpeen),

door een waterige stuwing in de stengel (bijv. koolrabi),

door een terughouding in een sappig bladrozet (bijv. andijvie) of

door de vorming van een waterige vrucht rond de zaden (bijv. komkommer).

Bij de teelt zijn door de jaren heen die karakteristieke eigenschappen geaccentueerd. Zo heeft de familie van de kruisbloemigen o.a.

de koolraap(wortel),

de koolrabi (stengel),

de kool (blad),

de broccoli (bloemknop) en

de mosterdplant (zaad) voortgebracht.


Doorgaans eten wij slechts een deel van de plant. Nu eens de wortel, dan weer de stengel of het blad en soms ook de vrucht (bijv. tomaat) of de melkrijpe zaden (doperwten).

De bloem bevat te weinig substantie om als voedsel te dienen (wel lekker is bijv. de bloem van de courgette!).

Broccoli, bloemkool en artisjok worden gegeten in een voorstadium van de bloei.

Volgens de kruidengeneeskunde beïnvloeden verschillende delen van de plant verschillende processen in het organisme.

Het wortelgedeelte van de plant zou processen in het hoofd ondersteunen.

Het bladdeel stimuleert de ritmische processen van de bloedsomloop en ademhaling

De bloem en de gerijpte vrucht zouden de stofwisselingsprocessen beïnvloeden.

In een goede voedingssamenstelling zouden wortel, stengel, blad en bloem (kruiden) vertegenwoordigd moeten zijn.


Voorbeelden van groenten op basis van deze indeling

Bladgroenten: koolsoorten, slasoorten, andijvie, spinazie, snijbiet, asperge, postelein, witlof, prei, zuring, brandnetel, bladselderij, ui en looksoorten.

Stengelgroenten: bleekselderij, raapstelen, snijbiet, asperge, rabarber, venkel, koolrabi, stengels van ui en looksoorten.

Wortelgroenten: bospeen, winterwortels, zomerbieten, rapen, knolselderij, pastinaak, radijs, rettich.

Bloemknoppen: broccoli, bloemkool, artisjok, spruit.

Vruchtgroenten: tomaten, aubergines, paprika, courgettes, pompoen.

Melkzure zaden: doperwten, maïs, peulvruchten.

Kiemgroenten: tuinkers, waterkers, alfalfa, andere spruitgroenten.

Kruiden kunnen overigens van diverse plantdelen afkomstig zijn, bijv.gemberwortel, selderijblad of karwijzaad.

Bewaaradviezen

Wortelgroenten tot enkele weken.

Stengelgroenten enkele dagen.

Bladgroenten zo kort mogelijk.


Indeling op basis van plantenfamilies

Ganzenvoetachtigen (Chenopdiaceae):

Bieten (rode en suiker), snijbiet, spinazie en melde.

Rijk aan ijzer, natrium en kalium.

Deze soort is rijk aan oxaalzuur, belangrijk voor ijzeropname.

Oxaalzuur heeft een activerende werking.

Olie en noten neutraliseren een overgevoeligheid voor oxaalzuur.

Lelieachtigen (Liliaceae):

Ui, prei, bieslook, knoflook, daslook, asperge.

Arm aan mineralen.

Behoren tot bladgroenten, vanwege de rijkdom aan voedingsstoffen in het bladdeel.

Asperge vormt uitzondering vanwege sterk ontwikkelde wortelstok en fijnvertakte bladeren.

Uiachtigen zijn rijk aan zwavel.

Samengesteldachtigen (Compositae):

Topinamboer, slasoorten (krop, ijsberg, eikeblad), witlof, roodlof, paardebloem, andijvie, schorseneer, veldsla, artisjok, arnica, goudsbloem, saffloer, kamille.

Schorseneren, artisjokken, andijvie en sla bevatten bitterstoffen die de lever stimuleren.

Schorseneren hebben een hoog fosfor en ijzergehalte.

Witlof is een bladknop, dus eigenlijk een bovengrondse groente, maar ingekuild (ondergronds) geteeld. Het bevat geen bladgroen en dus weinig mineralen en vitaminen. Wel heilzame bitterstoffen.

Roodlof is ook een bladknop, maar bovengronds geteeld. Andijvie bevat veel ijzer, vitamine C, A en B.

Duizendknoopachtigen (Poligonaceae):

Rabarbar, zuring, boekweit.

Leveren hoogwaardig eiwit (boekweit) en stimulerende stoffen als oxaalzuur en vitaminen.

Rabarber bevat veel vitamine C.

Oxaalzuur bindt kalk en ontrekt calcium aan het lichaam.

Zuring is rijk aan oxaalzuur, vitamine C en ijzer. Werkt bloedzuiverend, waterafdrijvend en licht laxerend.

Posteleinfamilie (Portulacaceae):

Zomer- en winterpostelein.

Vitaminerijk, bevat caroteen en oxaalzuur.

Vlinderbloemigen (Papilionaceae):

Peultjes, doperwtjes, capucijners, tuinbonen, sperziebonen en prinsessenbonen, snij- en pronkbonen, linzen, kikkererwten, witte/bruine bonen. Sojaboon en pinda.

Behoren tot het bladgebied van de plant omdat ze in de onrijpe vorm gegeten worden (de melkzure zaden), zeer eiwitrijk.

Bevat alkaloïden (gifstof) die worden afgebroken bij koken.

Doperwten zijn rijk aan ijzer en vitamine B.

Capucijners bevatten minder suikers dan doperwten.

Sperziebonen bevatten veel magnesium.

Snijboon en pronkboon zijn zeer calorie-arm.

In rijpe en gedroogde vorm zijn peulvruchten het eiwitrijkst en zwaarder verteerbaar.

Rijk aan eiwit, ijzer, fosfor, magnesium, vitamine B.

Hoog gehalte aan voedingsvezel, goed voor de darm.

Linzen zijn lichtst verteerbare peulvruchten.

Nachtschadeachtigen (Solanaceae):

Aardappel, tomaat, paprika, Spaanse peper en aubergine.

Enorme groeikracht in stengel en bladgebied.

Plant is zeer giftig en slaat dat vooral op in het blad.

Rijpe vruchten en knollen zijn vrijwel gifvrij!

Tomaat verkoelt: minder geschikt voor jonge kinderen en mensen met reumatische aandoeningen.

Aubergine heeft weinig voedingswaarde. Niet rauw eten.

Paprika is rijk aan vitaminen (vooral C!) en ijzer.

Schermbloemigen (Umbelliferae):

Wortelen, pastinaken, selderijknol, venkelknol, peterseliewortel, zeer veel tuinkruiden als dille, koriander, karwij, komijn, anijs, kervel, lavas, engelwortel, peterselie, selderij en venkel.

Grote plantenfamilie.

Planten met penwortels, sterk geaard, toch in staat etherische oliën en kleurstoffen en suiker te vormen.

Bloemkwaliteiten zijn terug te vinden in de wortels.

Wortelen zijn rijk aan mineralen en vitaminen.

Pastinaak oftewel pinksternakel of witte peen is minder zoet. Weinig vitaminen, veel mineralen en rijk aan inuline (insulineachtig ferment). Zeer geschikt voor diabetici.

Knolselderij is rijk aan natrium.

Komkommerachtigen (Cucurbitaceae):

Augurken, komkommers, courgettes, pompoenen, meloenen. Vruchtgroenten.

Bevatten minerale zouten.

Courgettes hebben hoger vezelgehalte dan komkommers.

Pompoenen hebben grote voedingswaarde: veel ijzer, caroteen en vitamine C. Waterafdrijvend.

Kruisbloemigen (Cruciferae):

Rammenas, radijs, rettich, mierikswortel, koolraap, meiknolletjes, raapstelen, tuinkers, waterkers, alle koolsoorten: spruiten, boerenkool, Chinese kool, paksoy, spitskool, witte kool, groene kool, rode kool, bloemkool, broccoli.

Zeer grote plantenfamilie.

Allemaal rijk aan vitamine C.

Fel gekleurde soorten zoals rode kool, boerenkool en broccoli leveren veel caroteen en ijzer.

Ongekookt licht verteerbaar door dan nog in de plant aanwezige mosterdglycoside. Gekookt moet je het weer toevoegen in de vorm van mosterd(olie).

Mosterdglycoside zorgt voor de typische radijsachtige smaak van veel van deze planten.

Mierikswortel is rijk aan zwavelhoudende oliën. Daardoor geschikt voor het verteren van eiwitten.

Raapstelen zijn nitraatrijk.

Waterkers bevat veel vitamine C.

Boerenkool is zeer rijk aan vitaminen en mineralen.

Zeegroente: kombu, wakamé.

Reinigende werking door het afvoeren van zware metalen uit het lichaam.

Rijk aan organisch jodium.

Kastanjes: nootachtige vruchten.

Gelijksoortige voedingswaarde als granen.

Minder vet dan noten.

Rijk aan mineralen en vitamine, vooral vitamine K.

Rijk aan koolhydraten en eiwit.

Goed in combinatie met spruitjes, vanwege de zuurtegraad van spruitjes.

Paddestoelen: wortelplant.

Neemt waardevolle mineralen als fosfor en kalium op uit de bodem, maar ook giftige zware metalen.

De bovengrondse paddestoel is een soort wortelbloem.

Het eiwit is verwant aan dierlijk eiwit en nogal zwaar verteerbaar.