Spenen en darmstoornissen

De darmstoornissen die ontstaan na een plotselinge omschakeling op andere voeding zijn meestal na een paar dagen weer over, maar er zijn ook honden en katten die zich niet zo snel kunnen aanpassen aan veranderingen in de voeding.

Hoe goed en hoe snel een dier zich aanpast, heeft te maken met:

1. de manier waarop het gespeend is en

2. de leeftijd waarop het gespeend is.




Krijgt een pasgeboren diertje geen mogelijkheid om orale tolerantie te ontwikkelen, dan kan dit het begin zijn van een leven vol maagdarmproblemen.

Het lijkt of de overschakeling op vast (commercieel) voer goed gegaan is zolang het dier nog jong is. De problemen komen later, vaak na een acute darmaandoening die veel oorzaken kan hebben.

Het resultaat is altijd, dat het het commerciële voer niet meer verdragen wordt.

Pasgeboren pups en kittens krijgen alle voeding die ze nodig hebben van hun moeder.

Ze kunnen nog niet veel verteringssappen produceren. Hun spijsvertering is nog niet goed ontwikkeld. Alleen moedermelk wordt zonder problemen verteerd en opgenomen.

De darmwand is poreus. De antilichamen en transfer factoren (eiwitklompjes die veel groter zijn dan normale voedingstoffen) in de biest kunnen goed opgenomen worden.

Deze stoffen in de biest zijn nodig om het blanco immuun systeem te voeden en op te starten - en het jonge diertje te beschermen.

Na verloop van tijd verdwijnt de poreusheid van de darmwand en kunnen onverteerde, intacte eiwitten niet meer opgenomen worden.

Het duurt een aantal weken voor een pup of kitten koolhydraten, vetten en eiwitten kan verteren. Ook moet de spijsvertering nog leren om het lichaam te beschermen tegen vreemde stoffen.

De eerste en belangrijkste voeromschakeling vindt plaats tijdens het spenen. Dan moet het diertje leren om vaste voeding te verteren naast de moedermelk.

Alles wat het tot dan toe nodig had, zat in de moedermelk. Nu krijgt het lichaamsvreemde stoffen – stoffen die zijn lichaam nog niet kent – binnen.

De spijsvertering is nog niet voldoende ontwikkeld om het lichaam te beschermen tegen alles wat vreemd en onbekend is.

Is er te weinig bescherming, dan kunnen ongewenste reacties optreden in de vorm van:

een intolerantie (een allergische of overgevoelige reactie, waarbij het immuun systeem niet betrokken is) of

een voedselallergie (een immunologische of hypergevoelige reactie).

Wanneer jonge dieren vaste voeding beginnen te eten, verandert de bacteriële flora in de darmen. Dit geldt ook voor andere melk zoals een puppy formule.

Bacteriën met de potentie om ziekte te veroorzaken, beginnen de darmen te bevolken.